Rudolf RaymakersVoorvechter van reductie antibioticagebruik kijkt tevreden terug

Ruim anderhalf jaar geleden ging varkensdierenarts Rudolf Raymakers met pensioen. Hij kijk tevreden terug op zijn werkzame leven en vooral op zijn bijdrage aan het terugdringen van het antibioticagebruik in de varkenshouderij. Hij benadrukt dat het teamwerk is geweest en dat vele varkensboeren en hun dierenartsen hun uiterste best hebben gedaan om dit te bereiken. “Maar we zijn er nog niet.” Als dank voor zijn toewijding kreeg hij eind 2020 de Anne Veenbaas-penning.

We spreken af in het Veterinair Centrum Someren, waar varkensdierenarts Rudolf Raymakers na zijn studie diergeneeskunde 38 jaar aaneengesloten heeft gewerkt. Op verzoek heeft hij de Anne Veenbaas-penning meegenomen, vernoemd naar de eerste directeur van de eerste provinciale Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), in dit geval Friesland. Mede dankzij de inzet van Veenbaas wam er begin vorige eeuw een doorbraak in de TBC-bestrijding. De GD riep in 2020 deze penning in het leven in het kader van zijn honderdjarige bestaan. Raymakers was de eerste dierenarts die hem in ontvangst mocht nemen. En met gepaste trots. “Het is toch een stuk erkenning en waardering. Ik heb er ook hard voor gewerkt.”

Preventie
Raymakers, inmiddels met pensioen, heeft zich vele jaren ingezet als bestrijder van overmatig antibioticagebruik in de varkenssector. “In de veehouderij en de diergeneeskunde werd altijd vrij gemakkelijk antibiotica ingezet, terwijl de humane geneeskunde daar juist heel prudent mee omging. Bovendien kregen we steeds meer te maken met de resistentieproblematiek en maatschappelijke weerstand. Er moest dus een kentering komen in het grootschalige gebruik van antibiotica.” Om dit te bewerkstelligen, beschikte Raymakers over een uitgebreid netwerk dat ook de strijd wilde aangaan. Hij noemt als voorbeelden het Varkens Innovatie Centrum Sterksel, dat vorig jaar is opgeheven, de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht en de Wageningen Universiteit. Gezamenlijk gingen ze op zoek naar manieren om varkens gezonder te houden. Preventie werd het sleutelwoord bij het terugdringen van het antibioticagebruik. Dankzij die gezamenlijke inspanningen is veel bereikt, zegt Raymakers. Een van de verbeteringen betreft volgens hem het zogenaamde tomenbeleid. “Het is belangrijk de tomen biggen bij de zeug te laten. Dan krijg je geen mening van dieren en voorkom je overdracht van ongewenste bacteriën.” De Varkensdierenarts is blij dat het bedrijf MS Schippers in Hapert dit tomenbeleid heeft opgepakt en verwerkt in de HyCare-methode. “Hierbij staat bedrijfshygiëne centraal. Een stal wordt zodanig ontworpen of gerenoveerd dat die makkelijk is te reinigen. Bovendien is de logistiek aangepast op dit geleid. Per afdeling – zoals de speen-, dragende zeugen- en vleesvarkensstal – dragen medewerkers een andere kleur overall en laarzen. Zo voorkom je dat zij kiemen van de ene naar de andere diergroep meenemen. Deze aanpak blijkt een zeer gunstig effect te hebben. Dieren blijven makkelijker gezond, waardoor veel minder antibiotica nodig is.”

Dierdagdoseringen
Een andere belangrijke mijlpaal vindt Raymakers de komst van de werkgroep Antibiotica met Mate in 2008, een werkgroep van varkenshouders die streven naar vermindering van antibioticagebruik. Hun geestdrift heeft geleid tot de dierdagdoseringen (DDD’s) voor antibiotica. Raymakers, die zelf ook in die werkgroep zat: “Het doel was deze DDD’s als ‘benchmark’ in de varkenssector uit te zetten. Je krijgt dan competitief gedrag onder varkenshouders, waarbij iedereen ernaar streeft het antibioticagebruik zo laag mogelijk te krijgen. De Autoriteit Diergeneesmiddelen, de SDa, heeft de normen vastgesteld voor de verschillende diergroepen. Dit beleid was succesvol. Hierdoor en dankzij de invoering van het tomenbeleid en het inzetten van gerichte vaccinaties is het antibioticagebruik in de varkenssector sinds 2009 met bijna 70 procent afgenomen. Het mooie is dat we dit zelf vanuit de sector onder eigen regie hebben bereikt.” Helaas is het nog niet alle varkenshouderijen gelukt binnen de groene DDD-zone te komen, constateert Raymakers. Hij doelt op het zogeheten stoplichtenmodel, waarbij groene bedrijven het goed doen, oranje bedrijven nog in een tussenfase verkeren en de rode probleembedrijven een verbeterplan moeten maken. Dat laatste doet een varkenshouder samen met externe deskundigen, onder wie zijn/haar dierenarts, voeradviseur en een coach. Raymakers zegt dat de sector op de goed weg is, maar dat het altijd beter kan. “De rode bedrijven hebben nog een hele weg te gaan. Waar je ook aan kunt denken, is de verdere invoer van ‘high health’-varkensbedrijven, ook wel SPF-bedrijven genoemd. Dan gaat het om schone populaties die vrij zijn van antibioticavretende ziektekiemen. Dergelijke bedrijven zijn er al in Nederland, maar wat mij betreft te weinig. Wil je daarmee beginnen dan moet de hygiëne uiteraard op orde zijn.”

Denk in mogelijkheden
Dierenartsen leveren volgens Raymakers een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het antibioticagebruik. Hij raadt hen aan vooral te denken in mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden. “Stel dat de logistiek op een bedrijf problematisch is, kijk dan juist wat je nog wel kunt verbeteren. Ga het gesprek aan met de varkenshouder en geef hem de nodige adviezen. Streef er ook naar dat de neuzen van alle adviseurs die op het bedrijf komen, dezelfde kant op staan. Een goede samenwerking is onontbeerlijk. Bovendien moet je als dierenarts durven zeggen dat een bedrijf niet levensvatbaar is als dat in de rode zone blijft hangen. Want wie wil jouw vlees en biggen dan nog hebben? Uiteindelijk zullen de afnemers en consumenten beslissen.”

Februari 2022/John Ekkelboom/Tijdschrift voor Diergeneeskunde